Jan Hendrik Frederik Grönloh (de schrijver Nescio) doet in juni 1899 als amper 17-jarige eindexamen aan de Openbare Handelsschool in Amsterdam en slaagt met het predikaat ‘goed’. Daarmee komt een abrupt einde aan het scholierenbestaan: nog geen week later is hij afgereisd naar Hengelo, om voor f 500.- per jaar de hele dag op een kantoorkruk te zitten, als schrijver bij de fabriek der Twentsche Bontweverij. Kost en inwoning geniet hij bij zijn ongetrouwde en nogal dominerende tante Agathe Grönloh. Dat alles voldoet hem allerminst, aan klachten geen gebrek, maar ook hijzelf blijkt niet te voldoen: eind september 1899 is hij weer in het ouderlijk huis in Amsterdam terug. In een nieuwe kantoorbaan, dàt wel.