bijgenaamd Langhals (gest. tussen 971 en 997), zoon van Reinier II, wist in 953, samen met zijn broer Rudolf, graaf in Haspengouw en het Maasland, door intriges de afzetting van de door Otto I aangestelde hertog van Lotharingen, Koenraad de Rode, te bewerkstelligen. Toen Reinier zich tevens verzette tegen diens opvolger, Bruno van Keulen, werd hij door deze laatste verslagen (957) en samen met zijn broer Rudolf verbannen naar Bohemen, waar hij overleed. Zijn familiegoederen werden geconfisqueerd en zijn zoons, Reinier en Lambert, vluchtten naar Frankrijk.