Otto was sedert 2 jaar woonachtig in "de Ommelanden" . Dit word vermeld in 1823 in zijn huwelijkse bijlagen. De pastoor J. Schulte van Lathen (D) getuigd dat Otto van zijn "thuiswesen is verwijderd en zijn intrek heeft genomen in de Ommelanden te Groningen in Holland en aldaar heeft besloten om te trouwen.
Zijn ouders worden in deze akte ook genoemd ("uit eerlijke ouders Johan Wilm Fincke en Anna Grete Sch?the"
Nr. 163 Heemse, den 20e april 1833, brief aan de Z.E. den heer Gouverneur der provincie Overijssel, residerende te Zwolle:
De vrouw die hij probeert het hof te maken is Engelina Aleida Oosterman, de weduwe van Frans Bouck.
Dan ons in dit vertrouwen nu geheel en al voorziende teleurgesteld te zullen worden door de omstandigheid, dat de bedoelde vrouwe zich voor weinige dagen bij mijn heer den burgemeester der gemeente is komen te vervoegen in gezelschap van zekeren zich noemende Otto Vinke (Finkers) uit Groningen, zeggende timmerman van beroep te zijn en zich voor ruim 4 maanden of daaromtrend ook eerst ter dezer gemeente aan de meergemelde Dedemsvaart, vanuit de kolonie der Maatschappij van Weldadigheid aan de Ommerschans, te hebben ter nedergeslagen, met het voorstel ?om in dezes gezelschap met haare vorenbedoelde drieling-kinderen enz. na derwaarts (Groningen) te reizen en aldaar bij derzelver vertooning de mededeelzaamheid der ingezetenen in te roepen?, waartoe dan verlangende was door een permissie-billet te worden gemunieerd (eenen persoon ons weinig bekend, van wiens aanwezen ter dezer gemeente wij tot hiertoe niets dan bij de inspectie der opschrijvingsregisters voor den landstorm zouden weeten, en dien, zijn vroeger verblijf in aanmerking genomen en ofschoon zelfs vrouw en kinderen hebbende vermeenen voor niets anders te moeten houden dan voor eenen avonturier, de onderwerpelijke vrouwe en gezin zoekende om den tuin te leiden, schandelijk op te ligten en uit derzelver nog resteerende bezittingen en door de als voormeld, in te roepene mededeelzaamheid van Groningers ingezetenen zich zelve te voeden) zo hebben wij het, bij de als voormeld nu aangenomene allezints verdagte houding der onderwerpelijke vrouwe weduwe, in het belang onzer gemeente, ten einde dezelve niet eenmaal zoude kunnen worden gehouden voor het wettig onderstandsdomicilie derzelve en haare kinderen, geoordeeld ons bij deze tot U te wenden ter derzelver vrijwaaring daaromtrend en ter bekoming van de gevorderde aanwijzing daartoe.