Hertog van Bohemen 972; Stichter van het bisdom Praag 963
Bohemen (Duits: B?hmen; Tsjechisch: Cechy), voormalig koninkrijk, waarvan het kernland ongeveer overeenkomt met Tsjechi?; centrum: Praag. Bohemen werd in de 6de eeuw door de Slavische Tsjechen in bezit genomen op de Marcomannen. Het werd ca. 800 veroverd door Karel de Grote. Van ca. 900 tot 1437 werd het geregeerd door het Huis Premysl (tot 1306) en het Huis Luxemburg. Het gebied werd in 1029 uitgebreid met Moravi?. Het Duitse element werd sedert 1200 versterkt door Duitse kolonisten en, later, door het veroveren van het huidige Oostenrijk en Sloveni?. Het randgebied (m.n. Sudetenland) kreeg een overwegend of geheel Duitse bevolking. Jan van Luxemburg, koning van Bohemen (1310-1346) breidde het gebied uit met Silezi?. Na de dood van zijn zoon, de Duitse keizer Karel IV (1378), die Bohemen tot cultureel centrum van het rijk had gemaakt, groeide het verzet van de Tsjechen (onder leiding van Johannes Hus) tegen de verduitsing en kreeg een godsdienstig karakter. In de bloedige Hussietenoorlogen (1419-1436) werd een groot deel van de Duitse bevolking gedood of verdreven. In 1526 kwam Bohemen aan het Habsburgse Huis. Na 1918 ging het deel uitmaken van Tsjechoslowakije. In 1993 ging het over in de Republiek Tsjechi?.