Aantekeningen |
FACT:
- Akte opgemaakt betreffende de boerderij, de Langelde (Langeler) genoemd. Deze akte werd opgemaakt ten behoeve van Hermen Wermtinck en zijn vrouw Gertrut ten Langelder. Als toegevoegde voogden waren aanwezig Swyer Sanders, Gerrit Lansink en Jan Scholten. de getuigen waren Berent Lambers en Albert Vos. de overeenkomst was als volgt opgesteld:
1. H. Wermtinck en echtgenote mochten het Langelder incl. de gehele boedel en have houden moesten het geheel goed onderhouden.
2. Ook moesten zij alle schulden, welke nog openstonden betalen. Echter niet de hypotheek, welke op het bijbehorende huis stond. Deze hypotheek moest diegene betalen die de landerijen van het langelder bebouwde.
3. H. Wermtinck verplichtte zich tot het betalen van 12 gulden per jaar aan zijn kinderen. Ook moest hij zijn kinderen de eerste volgende 3 jaar 4 schepel rogge en 6 pond boter, per jaar, betalen.
4. Wanneer de oudste zoon Jan zou trouwen en het goed zou bebouwen, moest zijn jongste zoon Jannes een weefgetouw krijgen. Dit weefgetouw zou dan door hem en zijn oudste zoon betaald moeten worden.
- Strijdende partijen waren: Jan Scholten en Swier Sanders, voogden over de gebroeders Jan en Jannes ten Langeler, contra de oom van de broers , t.w. Hermen Warmentink.
N.a.v. de gerezen moeilijkheden in de boedelcheiding tussen de voogden en de , met name genoemde oom, was het volgende , door tussenkomst van de rechter, overeengekomen.
1. H. Warmentink zou gedurende de volgende 25 jaar het land behorende bij het erve en goed langeler mogen bebouwen. Hij moest echter elk jaar 12 gulden betalen aan zijn beide neven, d.w.z. 9 gulden contant en de resterende 3 gulden zouden staan blijven voor het zgn. Hýfkes geld.
2. Wanneer de genoemde 25 jaren voorbij zouden zijn zou Jan, t.w. de oudste broer, het land mogen gebruiken. Echter met de bepaling dat het huis gemeenschappelijk bezit zou blijven.
3. Aansluitende op het tweede punt, zou de jongste broer, Jannes, van zijn broer en oom een weefgetouw krijgen.
4. Nadat de 25 jaren voorbij zijn, zou H. Warmentink alle schulden overnemen, met uitzondering de schulden van het huis en het zgn. Hýfkesgeld. Daarentegen zou hij in het bezit gesteld worden van de gehele inboedel, het zaailand, het gewas en alle roerende goederen.
|