Graaf van Gelre en Zutphen 1229, Voogd van Nijmegen 1248
(ca. 1215 - 10 jan. 1271), graaf van Gelre sedert 1229, uit het Huis Wassenberg, kleinzoon van Otto I, huwde Margaretha van Kleef en na haar overlijden Filippa van Dammartin. Onder Otto II nam de betekenis van het graafschap toe. Hij schonk grote aandacht aan de ontwikkeling van de steden; Roermond, Harderwijk, Arnhem, Lochem, Doesburg en Wageningen ontvingen stedelijke rechten, die later werden uitgebreid. Zijn belangrijkste aanwinst was Nijmegen met omgeving, dat hij van de Duitse koning in pand kreeg (1247) in ruil voor hulpverlening; hij verwierf tevens gebieden in de Gelderse Achterhoek (o.m. Groenlo en Zelhem). Zijn consolidatie- en expansiepolitiek werd mogelijk gemaakt door de inkomsten uit de Rijn- en de Maastollen. Otto II stichtte in 1255 het klooster 's-Gravendaal. Hij werd opgevolgd door zijn oudste zoon Reinald I.